ZORGVERLENING EN HUUR IN DE PRAKTIJK
Eerder heb ik al eens geschreven over de koppeling van een zorgverlenings-overeenkomst en een huurovereenkomst. Deze combinatie van overeenkomsten is een terugkerend onderwerp in gerechtelijke procedures. In zorgland worden regelmatig overeenkomsten gesloten op basis waarvan niet alleen zorg of begeleiding wordt verleend, maar waar daarnaast ook woonruimte wordt verhuurd. De zorgaanbieder, tevens verhuurder, wil dan dat een zorgbehoevende cliënt het gehuurde moet verlaten op het moment dat de zorg eindigt.
Om dit te kunnen bewerkstelligen worden in dergelijke situaties vaak een huur- overeenkomst en een zorgverleningsovereenkomst gesloten, waarin dan een zogeheten koppelbeding is opgenomen waarin is bepaald dat de huurovereenkomst eindigt zodra de zorgverleningsovereenkomst eindigt. Het komt ook voor dat tussen de zorgaanbieder en de cliënt een overeenkomst wordt gesloten die beide componenten in zich heeft, dus zowel een huurcomponent als een zorgverleningscomponent. Deze laatste situatie was aan de orde in een procedure tussen het Vriendenhuis en een cliënt van hen. In deze procedure heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een eerder gestart kort geding.
Waar ging het nu precies over?
Het Vriendenhuis is een coöperatie die mensen met een psychiatrische achtergrond begeleidt in hun herstelproces. De doelgroep kan zowel ambulant worden begeleid als op één van de acht locaties van het Vriendenhuis in Nederland. De cliënt die het kort geding had aangespannen, had op 8 februari 2017 met het Vriendenhuis een verblijfsovereenkomst gesloten, op grond waarvan hem één van de kamers in het Vriendenhuis in Amsterdam Zuid-Oost ter beschikking werd gesteld.
De cliënt overtrad bij herhaling de huisregels van het Vriendenhuis. Hij vertoonde o.a. intimiderend gedrag naar andere cliënten en naar medewerksters van het Vriendenhuis. Het Vriendenhuis had hem diverse malen op deze overtredingen aangesproken, maar zonder resultaat. Uiteindelijk had het Vriendenhuis de cliënt nog uitgenodigd voor een gesprek, maar ook daar liet hij het afweten. Dit leidde ertoe dat het Vriendenhuis op de datum van het gesprek, waarop de cliënt niet was verschenen, hem schriftelijk mededeelde dat zijn verblijf in het Vriendenhuis per direct werd beëindigd. De cliënt startte daarop een kort gedingprocedure, waarin hij nakoming van de verblijfsovereenkomst vorderde en de toegang tot zijn eigen verblijfsruimte en de gemeenschappelijk verblijfsruimte. De voorzieningenrechter wees de vorderingen af en de cliënt ging in hoger beroep.
Hoger beroep
In hoger beroep stelde het gerechtshof voorop dat voor overeenkomsten die niet alleen strekken tot het verschaffen van woonruimte, maar ook tot levering van zorg/begeleiding, geldt dat de huurbepalingen van toepassing zijn, tenzij het zorgelement overheerst. De cliënt had aangevoerd dat in de verblijfsovereenkomst geen zorgelement was opgenomen en dat geen enkele vorm van begeleiding/zorg was geboden, terwijl wel huur werd betaald. Het Hof ging daar niet in mee. Alhoewel geen zorgelement uitdrukkelijk was opgenomen in de verblijfsovereenkomst, stond wat het Gerechtshof betreft vast dat het Vriendenhuis een organisatie is die mensen hulp biedt en hen begeleidt naar een zelfstandig bestaan en enkel voor dat doel (tijdelijk) kamers beschikbaar stelt. Het Vriendenhuis heeft ook onweersproken gesteld dat zonder zorgvraag geen kamer ter beschikking wordt gesteld. Daarbij komt dat er niet alleen werd betaald voor inwoning, maar ook voor maaltijden. Het gerechtshof was daarom van oordeel dat het zorgelement overheerst en dat de cliënt geen beroep op huurbescherming toekomt. Uiteindelijk oordeelde het gerechtshof ook dat voldoende vaststond dat de cliënt de huisregels had overtreden, althans dat hij zich in ieder geval onaanvaardbaar had gedragen, waardoor de verblijfsovereenkomst terecht was beëindigd.
Conclusie
In dit soort situaties is het dus voor zorgaanbieders van belang om duidelijk in de overeenkomsten uiteen te zetten dat het zorgelement overheerst. Gebeurt dat niet, of niet op de juiste wijze, dan zal het uitgangspunt zijn om in dit soort situaties de huurbepalingen van toepassing te laten zijn. Het gevolg is dat de cliënt aanspraak kan maken op huurbescherming. Door een goede inrichting van de betreffende overeenkomst kan dit risico zoveel mogelijk worden beperkt.
Als specialist op het gebied van contractenrecht zal ik u graag willen adviseren en ondersteunen. Wilt u graag meer weten over mijn achtergrond als advocaat dan vind u hier mijn persoonlijke pagina.